Mondkapjes tegen straling
Mondkapjes tegen de straling
Net als van Tsjernobyl gaan we van Fukusjima niets leren
“Ons huis betekent bijna alles voor ons”, zegt Jotaro Wakamatsu, terwijl hij neerstrijkt op een van de rieten matten in de ontvangstkamer. Hij wijst om zich heen: de simpele papieren kamerschermen, het huisaltaar. Zijn vrouw, een gepensioneerde lerares Engels, komt uit de moderne keuken aanlopen en serveert thee op de lage tafel. Meneer Wakamatsu heeft daar al een stapel vergeelde dossiermappen neergelegd.
Het huis van de Wakamatsu’s staat in Haramachi, een slaperig stadje met één, praktische, winkelstraat. Het ligt nog geen dertig kilometer van de kerncentrale van Fukusjima Dasji. Het echtpaar is pas een paar maanden terug van hun gedwongen evacuatie. Of het veilig is? Yotaro haalt zijn schouders op. “Veilig, veilig. We zijn al oud. Dit is ons huis.”
Yotaro is dichter, en is zich in die hoedanigheid altijd bewust geweest van de wereld om zich heen, zegt hij. Vooral het wankele evenwicht tussen mens en natuur fascineert hem. Maar tot ‘Fukusjima’ was hij nauwelijks geïnteresseerd in kernenergie, zegt hij. Met die plaatsaanduiding, die inmiddels wereldberoemd is, doelt hij niet op de kernramp die volgde op de tsunami van maart 2011. Hij verwijst naar de bouw van de centrale, bijna veertig jaar geleden.
Geboren in 1935 wist hij maar al te goed hoe verwoestend nucleaire straling kan zijn als je er geen controle over hebt. De gevolgen van de bommen op Hirosjima en Nagasaki stonden hem, zoals bij al zijn generatiegenoten, levendig op het netvlies. Dus ging hij lezen. Was die nieuwe kerncentrale wel zo veilig als werd gezegd? Toen een belangengroep hem in 1988 vroeg mee te reizen naar Tsjernobyl om zijn indrukken te boekstaven, nam hij dat aanbod gretig aan.
Zijn bezoek aan Pripyat, de stad die in 1986 na de ontploffing van reactor nummer vier in Tsjernobyl haastig werd verlaten, maakte een diepe indruk op hem. Hij bleef maar vergelijken met Haramachi. Stel dat het misgaat in Fukusjima, dan ligt mijn huis in de verboden zone. Stel dat het misgaat, dan wordt het bij ons net zoals hier. Hij laat foto’s zien, van de groep Japanners in Kiev, van de kapotte kleuterschool in Pripyat, van de Oekraïense gidsen. Essays die hij schreef, gedichten. Ingezonden brieven die de lokale krant kreeg als reactie op zijn verhalen.
Dit jaar is een aantal van zijn Tsjernobylgedichten opnieuw uitgegeven. “Mensen noemden me vaak idioot,” zucht hij. “En nu noemen ze me een ziener.
‘Tsjernobyl’ was het gevolg van een opeenstapeling van menselijke fouten. Op 26 april ontplofte een van de vier reactoren in het reactorcomplex in de Oekraïense grensplaats Tsjernobyl. De wind stond naar het Noorden. Zeventig procent van de nucleaire neerslag kwam neer op de Sovjet-Republiek Wit-Rusland, maar ook West-Europa merkte de gevolgen van de ramp. De onrust en paniek in Nederland, waar bijvoorbeeld werd besloten om voor de zekerheid alle spinazie te vernietigen, bleef in de Sovjet-Unie uit. Het duurde tot augustus voordat secretaris-generaal Gorbatsjov toegaf dat er een groot ongeluk was gebeurd. Pripyat, de stad waar de ingenieurs woonden, werd direct ontruimd, maar daar bleef het bij. Jodiumpillen werden pas na maanden uitgedeeld en in de Wit-Russische grensstreek wisten de meeste mensen van niks.
Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991 kwam er enige openheid. Honderdduizenden ‘Tsjernobylkinderen’ mochten op vakantie in ‘het Westen’. Buitenlandse onderzoekers en artsen trokken op hun beurt juist naar de zone. Japan stond hierbij voorop. Het land had niet alleen een relatief grote kennis van de gevolgen van straling op het milieu en het menselijk lichaam, maar ook een buitengewoon grote interesse hierin.
In 1994 keerde het tij echter weer. In Wit-Rusland, het zwaarst getroffen gebied, kwam Alexander Loekasjenka aan de macht, die zich al vlug als dictator ontpopte. ‘Tsjernobyl’ moest de doofpot weer in. Dan zou de bevolking niet klagen over de voedselveiligheid of de bouw van een nieuwe kerncentrale. Verschillende wetenschappers, ook buitenlanders, moesten hun nieuwsgierigheid met gevangenschap of ballingschap bekopen. Er is geen betrouwbaar grootschalig onderzoek naar de langetermijneffecten van ‘Tsjernobyl’, niet op mensen en niet op de natuur. Hierdoor is het nu, 27 jaar later, nog steeds niet mogelijk om meer dan onderbouwde speculaties te geven over de omvang van de ramp. De enige kans om te leren over de gevolgen en aanpak van een kernramp is onbenut gebleven en daar lijkt voorlopig geen verandering in te komen.
In Fukusjima kon dus niet worden teruggegrepen op de lessen van Tsjernobyl. Lange tijd leek het met die ramp, waarbij een kernreactor instabiel werd na een aardbeving en tsunami dezelfde kant op te gaan als in Tsjernobyl. Er was echter één groot verschil: Tsjernobyl is door land omgeven, Fukusjima ligt aan zee. Daardoor hebben het gevaarlijke radioactieve cesium en jodium zich sneller kunnen verspreiden, en over een groter gebied. Op sommige plekken op dertig kilometer van de reactor zijn de stralingswaarden nu al identiek aan die die op dit moment op vergelijkbare afstand in Tsjernobyl worden gemeten. Maar wat de gevolgen zijn van het feit dat het verspreidingsgebied zoveel groter is, dat is uiteraard nog gissen.
De meeste mensen uit de buurt van de reactor maken zich niet druk om straling. Ze hebben andere dingen aan hun hoofd. Bijvoorbeeld de familie Matsomoto. Voor hen bestaat de ramp uit de golf die hun huis verwoestte. Tot die tijd woonde het echtpaar op een in hun ogen ideale plek in het nu verlaten Odaka. Een flinke villa tussen de rijstvelden, vlakbij de zee, in de verte de bergen. In die velden liggen nu auto’s en schepen te roesten, daar door de grote golf achteloos neergesmeten. “Het zal jaren duren voordat die rijstvelden weer oogsten opleveren” zegt meneer Matsomoto gelaten. “Het zoute water heeft ze onbruikbaar gemaakt.”
Oud-bewoners worden alleen overdag in het gebied toegelaten, omdat de wegen nog niet allemaal gerepareerd zijn kan de politie ’s nachts geen veiligheid garanderen. De Matsomoto’s gaan bijna elke dag. Ze proberen orde te scheppen in de chaos die eens hun huis was. De muren aan drie kanten zijn weggeslagen. Op de binnenwand die over is, is te zien hoe hoog het water stond – ongeveer even hoog als mevrouw Matsomoto lang is. Ze gaat er glimlachend bij op de foto.
Het schilderij dat in de woonkamer hing is door plunderaars meegenomen. De piano staat er nog. “Maar die kunnen we nooit meer gebruiken.” Hun overige bezittingen moeten overal vandaan worden geplukt. Ze liggen tussen de rijstvelden, in huis of op straat. Overal liggen stapels met teruggevonden voorwerpen. Verweekte boeken, die nog moeten worden weggegooid. Fotoalbums, waarvan professionals nog moeten kijken wat ervan te redden is. Speelgoed van de kleinkinderen, bemodderde feestkleren.
In hun nieuwe onderkomen in Haramachi, een haastig opgetrokken barak van golfplaten waarin ieder gezin slechts een kamer, maar wel een eigen opgang en voorzieningen heeft, is daarvoor geen plek. Ze weten niet of ze ooit terug kunnen verhuizen.
Als de Matsomoto’s tijdens hun rondrit door de omgeving op een wegafsluiting stuitten, bewaakt door mannen in speciale kleding, is dat voor hen een ongemak. Het is de ingang van de officiële tienkilometerzone, waar niemand mag komen. Maar je druk maken over straling is voor hen een luxe. De gevolgen van de tsunami zijn veel tastbaarder.
Het getroffen gebied rond Fukusjima lijkt in niets op zijn Europese evenknie. Daar is immers alleen de tijd verantwoordelijk voor het verval. En het is er inmiddels levendiger. In Oekraïne wordt de grens van de dertigkilometerzone, die volgens de Verenigde Naties nooit meer voor bewoning geschikt zal zijn, streng bewaakt, maar in Wit-Rusland niet. Het ene houten is huis een weelderig overwoekerde ruïne, het andere wordt nog, of opnieuw, bewoond. Dat is geen wonder, want de regering compenseert mensen die in het gebied willen wonen voor hun hogere ziektekosten met gratis huisvesting, elektriciteit, water en telefoon; de facto een herbevolkingsbeleid dus. De bewoners zijn niet de enigen die graag in het gebied vertoeven. Omdat de natuur er vrijelijk zijn gang kon gaan, zitten de riviertjes vol vis en zorgen de bijen voor bijzondere honing, een goudmijn voor stedelingen.
Katsonobu Sakurai, de burgemeester van Minamisoma, waar Haramachi en Odaka onder vallen, ontvangt zijn gasten in een net pak waarop een grote ‘No Nukes’-button prijkt. Ja, hij is tegen kernenergie, dat is duidelijk. Zijn ambitie is om een stad met alleen groene energie te worden. Een kerncentrale brengt een te groot risico met zich mee, waar de regering in Tokyo te makkelijk over doet. Fukusjima Dasji leverde energie voor de hoofdstad, maar is daar zo ver van verwijderd dat de centrale voor Tokyo nooit een acute bedreiging heeft gevormd.
Hij verwijt Tokyo dat de aandacht alweer verschoven is, dat er alleen oog is voor de eigen agenda. Hij voelt zich aan zijn lot overgelaten, de schoonmaakactiviteiten zouden veel sneller kunnen gaan. Maar dat alles betekent niet dat hij gelooft dat Minamisoma op dit moment niet veilig is, benadrukt hij. Om die bewering luister bij te zetten, stuurt hij zijn persvoorlichter weg om iets op te halen. Hij komt terug met een eenvoudige Geigerteller met het logo van de stad erop. “Die hebben we aan iedereen uitgedeeld,” zegt de burgemeester. Het apparaatje geeft 0,06 millisievert aan, dat is geen verontrustende waarde- internationale stralingsregels stellen dat blootstelling aan 0,1 niet-natuurlijke millisievert per jaar acceptabel is. Voor Minamisoma is dat voorlopig geen haalbare kaart. “Maar een tijdje terug zou je op de meter nog 0,1 of 0,2 gelezen hebben, zo snel zakt het al.” Prompt schiet het getal in het display weer omhoog. “Ja, dat gebeurt soms.”
Nee, natuurlijk hebben de meeste mensen er geen verstand van hoe ze die dingen moeten lezen. En ja, er zijn verschillen tussen metingen in de lucht en aan de oppervlakte. “Maar het geeft ze een indicatie.”
De ramp in Fukusjima heeft zijn stad volledig ontwricht, zegt Sakurai. Vooral sociaal is daar nog altijd veel van te merken. In totaal zijn er in Minamisoma 70 duizend mensen geëvacueerd, waarvan er nu, twee jaar later, pas 45 duizend zijn teruggekeerd. Vooral mannen zijn weer thuis. Ze moeten wel: hun werk is in Minamisoma. De vrouwen en kinderen zijn over het algemeen nog weg, de kinderen gaan elders naar school. “De kinderen groeien nu noodgedwongen op in gebroken gezinnen. Een slechte zaak.”
Maar het zwaarst is het voor de boeren, meent Sakurai, die zelf landbouwer was voordat hij tot burgemeester gekozen werd. “Veel boeren zijn hun kapitaal en daarmee hun levensdoel kwijt, dat is vreselijk.” Ze weten niet of ze hun producten ooit nog kunnen afzetten. Zelfs als het gedoe met metingen en vernietigingen voorbij is, dan zal hun voedsel een stigma dragen. Als het aan hem ligt wordt er daarom geen langlopend onderzoek gedaan naar de waarden in de grond. Zodra het eten weer veilig is, moet het blazoen van Fukusjima geschoond.
Om daarbij te helpen kreeg hij vorig jaar bezoek uit de Wit-Russische Tsjernobylregio. Zijn gasten waren vertegenwoordigers van een bedrijf dat apparaten maakt die de grond omscheppen. De relatief verontreinigde grond ligt daarna een paar meter dieper. De knollen groeien vervolgens in ‘schone’ grond. In Wit-Rusland wordt deze methode nog altijd veel toegepast om vuile landbouwgrond op te ruimen.
Op nationaal niveau heeft Japan met zowel Oekraïne als Wit-Rusland verdragen gesloten om de kennis over de aanpak van de nasleep van kernrampen te delen. Welke kennis, of hoe, wordt niet expliciet gemaakt. De verdragen bundelen vooral intenties en er zijn nog nauwelijks concrete verbindingen uit voortgekomen. Maar beslissingen zoals die over de aanschaf van de omschepmachines, worden in Japan op lokaal niveau genomen. Minamisoma’s burgemeester Sakurai sloeg het aanbod af wegens te duur.
Wel vond hij het heel prettig om eens met ervaringsdeskundigen van gedachten te kunnen wisselen.
De belangrijkste boodschap die de Wit-Russen voor hem hadden was: ‘Voorkom paniek.’ Stress is in Tsjernobyl veel schadelijker gebleken dan straling, vertelden ze hem. Dit was Sakurai een verhaal naar het hart. Hij wijt veel van de problemen in zijn stadje aan onzekerheid en het feit dat mensen niet weten hoe ze met de situatie om moeten gaan. Aan sommige informatie kun je de bevolking daarom maar beter niet blootstellen. Het leidt tot verwarring, zonder dat er een concreet handelingsperspectief is.
Het voorkomen van paniek is het belangrijkste argument -of excuus- dat de Sovjetautoriteiten gebruikten om hun vrijwel volledige inactiviteit direct na de ramp te verklaren. Nog steeds wordt het toegepast: leken weten niets van radioactiviteit, val ze er niet mee lastig, dat kunnen ze niet aan. Verschillende onderzoeken, onder meer door Nederlanders, geven aan dat de bevolking van het Tsjernobylgebied inderdaad enorm onder de stress van angst en evacuaties geleden heeft. Maar dat zegt uiteraard nog niets over het relatieve lijden ten opzichte van de gezondheidseffecten van blootstelling aan radioactiviteit- en die zijn onvoldoende in kaart gebracht.
Ook Masaharu Tsubokura is optimistisch over de uiteindelijke impact van de ramp in Fukusjima. De jonge stralingsarts onderzocht veertigduizend kinderen uit het getroffen gebied en trof slechts bij een procent gevaarlijk hoge stralingsniveaus aan in het bloed. “Dat is een uitkomst waar ik niet van had durven dromen, zeker niet als je kijkt naar metingen bij kinderen die nu opgroeien in het Tsjernobylgebied.” Van alle artikelen die daarover zijn verschenen in medische vaktijdschriften heeft hij uitgebreid kennis genomen en hij heeft geregeld contact met zijn collega’s. Vorig jaar bezocht hij bovendien een grote conferentie in Kiev.
Hij heeft twee verklaringen voor de goede uitkomst. De eerste is dat de Sovjet-Unie ten tijde van de ramp heel gesloten was. “Mensen aten alleen lokaal geproduceerd voedsel. Japan is veel internationaler. Het vlees komt uit Argentinië, de rijst komt overal vandaan.” De tweede reden is dat de radioactieve stoffen door de zee veel sneller en over een veel groter gebied zijn verspreid. “Dat is gunstig voor Fukusjima. Of het gunstig is voor de wereld, weet ik niet.”
Over de stralingsniveaus in de lucht is hij eveneens verheugd, gezien de omvang van de ramp. Die zijn nu lager dan het Japanse gemiddelde in de jaren zestig, twintig jaar na de bommen. “En na twee jaar al beter dan in Tsjernobyl.”
Ondanks deze positieve uitkomsten, is het geen vrolijke bedoening in zijn werkkamer in het ziekenhuis van Soma, net als Minamisoma een getroffen gemeente in de provincie Fukusjima. Tsubokura is na de ramp van Tokyo hierheen gekomen, omdat dit zijn specialisme was en omdat hij het belangrijk vond dat de mensen medische bijstand kregen. “Maar veel artsen durven dat niet. Ze durven geen patiënten uit deze regio aan te nemen, zelfs niet als ze verhuisd zijn naar Tokyo of een andere stad. De artsen zijn bang dat hun patiënten gevaarlijk voor ze zijn. Ongelofelijk, maar waar.”
In een gebied waar juist nu extra medische zorg nodig is, moeten de mensen het nu dus met minder artsen stellen. Ook is er nauwelijks verpleegkundige hulp: de verpleegsters zijn bijna allemaal vertrokken met hun kinderen.
Dokter Tsubokura heeft niet het gevoel dat zijn werk breed wordt toegejuicht. “Ik kon pas na vier maanden met mijn onderzoek beginnen, tot die tijd was er geen meetapparatuur. Achteraf kunnen we zeggen dat die vertraging niet zo erg is, maar op het moment zelf wisten we dat niet en ging het mogelijk om mensenlevens.”
Ook zijn er veel te weinig Japanse artsen gespecialiseerd in de effecten van radioactiviteit op het menselijk lichaam, vindt hij. “Bizar, als je naar onze geschiedenis kijkt en bedenkt hoeveel kerncentrales we hebben. Maar het probleem is sinds de jaren zestig niet meer acuut en dus heeft niemand zich erop gefocust. We hebben de kennis met het verloop van de generaties laten verdwijnen. Nu zijn we hier met vier oncologen, ik ben de enige die dit specialisme heeft. In een ziekenhuis dat 70 duizend mensen moet bedienen.”
Hij was onder de indruk van de stand van het onderzoek in Oekraïne. Op de situatie in Wit-Rusland had hij -veelzeggend- minder zicht. Hij verwacht niet dat hij de middelen zal hebben voor zulk grootschalig onderzoek als in Oekraïne. “Ik krijg veel weerstand, nu al. Door mijn aanwezigheid houdt Fukusjima het nucleaire stigma. En dat is slecht voor de boeren, vinden veel mensen. Ook omdat we weinig onregelmatigheden vinden, denk ik niet dat ons project nog lang gefinancierd kan worden. Als je naar directe medische behoefte kijkt is dat wel te verantwoorden.” Maar in Oekraïne was er halverwege de jaren negentig weer een toename van interne radiatie. “Dat soort dingen wil je weten en kunnen verklaren. En langetermijninformatie kunnen we zo evenmin verzamelen.”
Tsubokura haast zich te zeggen dat hij de problemen van de boeren niet wil bagatelliseren. “Mijn collega’s stelden vast dat er heel veel depressieve klachten waren, en dat is natuurlijk heel begrijpelijk. Maar ook daarop zijn we hier in Soma niet toegerust. Er zijn in dit gebied maar twee psychiaters.”
De gewassen van de boeren worden nog steeds gemeten voordat verkoop toegestaan is. Het komt nu, twee jaar na de ramp, nog geregeld voor dat een gehele oogst moet worden vernietigd. Maar veel inwoners van Minamisoma zijn ook gewend om uit hun moestuin te eten. Voor hen zijn er in alle buurthuizen meetstations ingericht. Daar kunnen ze hun groenten brengen en horen ze getallen. Het loopt niet echt meer storm, zegt de man die de apparatuur in Haramachi bedient: er komen nog maar zo’n drie mensen per dag.
“En dat is ook prima zo,” vindt Ryo Yamada, die bij de gemeente Minamosoma verantwoordelijk is voor de metingen. “Er is eigenlijk geen gevaar meer.” Hij vat zijn taak werktuiglijk op, administratief, niet dienstverlenend. Hij laat uitgebreide schema’s zien, met resultaten voor verschillende groenten. Nee, de meeste mensen kunnen op basis van die cijfers inderdaad niet zelf inschatten of hun eten veilig is, geeft hij toe. “Maar dat is niet mijn verantwoordelijkheid. En we zijn toch wel over de piek heen.”
Hij vertelt dat knolgroenten en aardappelen voor hem het belangrijkste zijn. “De nucleaire regen wordt immers opgenomen in de grond, dus is wat daar groeit het kwetsbaarst. En in de radijzen meten we niets schadelijks meer.” Hoe aannemelijk die theorie ook klinkt, hij is onjuist. Het klopt dat de grond de regen opneemt, maar dat is verspreid over een heel gebied. Niet elke vierkante centimeter bevat een aardappel. Radioactief cesium heeft de neiging aan oppervlakte te hechten. Dus juist gewassen die boven de grond groeien, en een relatief groot bladoppervlak hebben kunnen gevaarlijk zijn. Dat was voor Nederland destijds de reden om de spinazieoogst te vernietigen. Maar gevraagd of de spinazie en de sla ook in de gaten worden gehouden kijkt Yamada glazig. “Nee, waarom? Dat is toch niet relevant?
Yamada heeft alle ‘Fukusjima’-zaken in zijn pakket. Bij vertrek geeft hij zijn bezoek mondkapjes mee. “Die zijn gratis. Voor de veiligheid, tegen de straling.”
Mondkapjes, echt. Op dit moment, twee jaar na de ramp, zijn die onbetwist zinloos. Toch zijn de meeste mensen in Minamisoma ermee getooid. Japanners dragen gauw mondkapjes, om de verspreiding van bacillen of het inademen van al te gortige verkeerswalmen te voorkomen. Ook nu worden ze van stal gehaald. Mensen grijpen blijkbaar in nieuwe situaties toch terug op wat ze gewend zijn. In de Tsjernobylzone leeft iedereen met de overtuiging dat alcohol tegen straling beschermt.
In het handjevol hotels dat Haramachi telt, worden de bezoekers van buitenaf van de stralingswaarden op de hoogte gehouden. Maar in het straatbeeld zijn de micro- en millisieverts, die met Griekse en Latijnse letters worden aangeduid, verder niet terug te zien.
Dat is in Fukusjima-stad, zo’n zestig kilometer verderop, wel anders. Hier zijn het niet de evacuaties die de boventoon voeren in de stress rondom de ramp. Nee, hier staan bij elk parkje of speelterrein bordjes die de laatst gemeten stralingswaarden geven. Mensen kunnen er zo zelf voor kiezen hotspots te mijden. Maar net als bij de groenten, ontberen ze de kennis om in te schatten hoeveel gevaar ze lopen.
Nog verderop, in Tokyo, is Fukusjima vooral een politiek thema. De herstelactiviteiten, vooral die die betrekking hebben op de aardbeving, zijn ondergebracht in één speciale overheidsorganisatie. Die heeft vooralsnog geen plannen voor een groot overkoepelend onderzoek naar de effecten van de ramp.
Natuurlijk stond het kernernergiebeleid na maart 2011 ter discussie. De vorige regering besloot na veel publieke druk om de huidige kerncentrales tot 2025 uit te faseren. Shinzo Abe, die na de verkiezingen in december premier werd, heeft zelfs gezegd dat hij nog dit decennium naar een duurzame energiemix wil. Maar veel mensen gaat dit allemaal niet snel genoeg. Wie zegt dat beleid niet weer verandert, wanneer Fukusjima niet meer zo vers in het geheugen ligt? Hanako Suga, een jong vakbondslid, stopt het leeuwendeel van haar tijd in de antinucleaire beweging. Zo helpt ze bijvoorbeeld een organisatie van moeders die alle kinderen uit de Fukusjima-regio wil evacueren en organiseert ze de maandelijkse demonstraties die nu in Tokyo gehouden worden. Suga is radicaal en onverbiddelijk. Voor haar moet het hele politieke systeem op de schop. “De kerncentrale in Fukusjima wordt uitgebaat door TEPCO, een bedrijf. Dat heeft dus een winstoogmerk en kan dus onmogelijk veiligheid voorop stellen.” Maar voor Suga gloort er hoop aan de horizon. “Voor het eerst sinds de jaren zestig zijn er weer massaprotesten in Japan. We krijgen eindelijk weer duizenden mensen op de been, omdat dit iets is dat mensen echt raakt.” Ook aan Tsjernobyl wordt soms een mobiliserend effect toegeschreven. Het was een van de dominostenen die omviel voor de hele Sovjet-Unie ineenstortte.
Suga is zelf op geen enkele manier door de ramp getroffen. De dichter Jotaro Wakamatsu wel. Zijn leven staat volledig op zijn kop. “Ja, natuurlijk ben ik boos. Hoe kan ik niet boos zijn? Maar ik weet niet goed wat ik met die boosheid moet. Politici maken er weer een politiek verhaal van. Kijken naar korte termijnoplossingen, sluiten allianties. Naar de toekomst wordt niet gekeken. En grotere, wezenlijke vragen die nu nijpend zijn, worden niet gesteld, laat staan beantwoord.”
Franka Hummels is freelance journalist en auteur van het boek ‘De Generatorgeneratie, leven na Tsjernobyl.’ Dit artikel maakte ze met financiële steun van het Fonds voor de Bijzondere Journalistieke Projecten. Tevens is zij veel dank verschuldigd aan haar tolk Mihoko Endo.