Geplaatst op 26 december 2011. Door Franka Hummels.
Ik ben in Tel Aviv en moet naar Eilat. Dat is een puzzel, maar ik heb het buskaartje al bemachtigd. Voordat ik naar het perron op zoek ga, mag ik eerst lunchen. Mijn vlucht vertrok om 23:55 en het loopt inmiddels opnieuw tegen twaalven.
Bij de broodjeszaak bestel ik een zwarte koffie. Ik kan het schrift niet lezen, dus wijs ik op een willekeurig broodje. “Is this sandwich vegetarian?” wil ik weten. De jongen die me bedient snapt me niet. “Meat?” probeer ik opnieuw. “No, no, only groceries.”
Achter me staat een jongen in een groen uniform, met een geweer in zijn handen. Hij is jong, ik zou zijn moeder kunnen zijn. Of mijn moeder toch in elk geval redelijkerwijs zijn oma.
In Israel moet je overal je tas laten controleren en zie je overal jonge dienstplichtigen. Dat zegt iedereen, altijd. Ik zag het vorig jaar in Jeruzalem vooral in combinatie. Hier, in het busstation is het anders. De jonge wapendragers zoeken nieuwe DVD’s uit, kopen handtassen met gouden hengsels, drinken macchiatio’s en zijn met heel veel. Losgezogen, en daarom indringender.
In Nederland is het tweede kerstdag. Op het perron graaf ik in mijn tas naar mijn zonnebril. De bus komt. Het is me weer gelukt me in alle vreemdheid in de juiste richting te begeven. Ik heb plaats 35. De boterham met boodschappen ligt onhandig op mijn schoot. Die jongen van daarnet heeft de stoel naast me. Er komt per ongeluk geitenkaas aan de loop van zijn geweer, maar hij merkt het niet.
Lees meer >>